Voor het Hof is allereerst de vraag aan de orde of het bieden van parkeergelegenheid gezien moet worden als een zelfstandige prestatie. Als er sprake is van een bijkomende prestatie volgt deze namelijk het btw-tarief van de hoofdprestatie.
Volgens het Hof is parkeren aan te merken als een afzonderlijke prestatie en volgt deze hier dus niet automatisch het btw-tarief van 9%. Het Hof baseert dit onder meer op het feit dat de bezoekers van het festival een afzonderlijk belang bij het parkeren hebben. Ook maken niet alle bezoekers gebruik van de auto om het festival te bereiken. Verder wordt er voor het parkeren een aparte vergoeding in rekening gebracht.
Let op! In het verleden is al eerder beslist voor parkeren bij een pretpark dat het parkeren niet onder het lage btw-tarief valt.
Vervolgens komt de vraag aan de orde of het gelegenheid geven tot overnachten op het festivalterrein op één lijn is te stellen met een camping. Voor parkeren door personen die voor korte tijd op een camping verblijven geldt voor het parkeren namelijk het lage btw-tarief. Dit volgt uit een besluit van de staatssecretaris.
Het Hof is van oordeel dat beide situaties vergelijkbaar zijn en dat het lage btw-tarief dan ook voor parkeren op dit meerdaagse festival geldt. Het gevolg voor bovengenoemde zaak is dat de naheffingsaanslag kwam te vervallen.